Verhalen

Op deze pagina krijgt u een sneak preview van de verhalen uit één van de boeken.

Edams Fort bezet, Herinneringen aan 1914

Provinciale Noord-Hollandse Courant, 5 augustus 1939 (vrij naar)

Edam. Op 2 augustus was het vijfentwintig jaar geleden dat het Fort bij Edam door soldaten werd bezet omdat de mobilisatie was uitgeschreven. Van de bijna driehonderd manschappen bleven velen tot de demobilisatie van1918 en zij die de vrouw van hun dromen hadden gevonden, bleven tot op de dag van vandaag in de gemeente.

Soldaten van het fort helpen tijdens watersnoodramp 1916

De heer Crielaard, een van de achterblijvers, haalde zijn herinneringen aan de mobilisatie op. Het begon met de dag waarop hij, behorende tot de veldartillerie, vanuit huis naar Beverwijk werd opgeroepen. Daar moest hij op een beetje stro midden op straat overnachten tot om vier uur appèl werd geblazen. Vervolgens ging het per spoor naar Kwadijk en te voet naar Edam. Luitenant Smits, tegenwoordig ook Edammer, ontving de militairen en al de volgende dag trokken ze eropuit om kanonnen te plaatsen in de Purmer. ‘Het regende en onweerde die dag ontzettend,’ weet Crielaard nog.

Tijdens de mobilisatie maakten de militairen watersnood van 1916 mee en ook de intocht van de Belgische vluchtelingen opgejaagd door de Duitse bezetters in hun land.
Na enige tijd werd een muziekkapel opgericht met als bijnaam ‘het koperen ezeltje’. Het orkest begeleidde de troepen op hun tochten door de stad. ‘Het avondappèl,’ vertelde Crielaard, ‘was een ware attractie in de gemeente. Vele jonge dochters kwamen dan een kijkje nemen.

Edam kende in die tijd enkele typische figuren, een van hen was Piet Risker. Hij was een vaste klant bij fort voor de restjes en een bekende van de soldaten. H. Makkinga maakte het nog bonter. Meestal maakte hij veel kabaal in huis en op een keer moest de wacht in het geweer komen vanwege het aanhoudende geschreeuw.

De oude keuken in Fort bij Edam

Twee keer kwam Koningin Wilhelmina in de gemeente. De eerste keer inspecteerde Hare Majesteit het fort en de volgende keer kwam ze kijken naar de gevolgen van de watersnood.
Majoor de Vries van het fort kreeg bekendheid toen hij een zeehond schoot.
Korte tijd was er in Edam een strafkolonie. ‘Die jongens werden gedrild,’ zei Creilaard met een gefronst voorhoofd.
Aan de kust van de Zuiderzee was een batterij, deze werd vanuit het fort in orde gehouden. Tijdens de mobilisatie werd rond het fort de prikkeldraadversterking uitgebreid.

Het stadhuis was bezet en overste Luden werkte hier zijn plannen uit. Voor het raadhuis stonden de wachten. Zij werden steeds onder grote belangstelling van de plaatselijke bevolking afgelost.

Laarzen poederen, scheppen verven en lammetjes halen

Vrij naar artikel in Noord-Hollands Dagblad van 29 augustus 2017
geschreven door Willemien Schenkeveld

Frans de Nobel uit Alkmaar bracht zijn vijftien maanden als dienstplichtig soldaat door op Fort Veldhuis in Heemskerk. ‘Het was volkomen zinloos,’ vertelt Frans. ‘Dienstweigeren vond ik te ver gaan, dan zou ik twee jaar naar de strafgevangenis Nieuwersluis moeten. Maar ik zou wel iedere promotie weigeren zodat ik in een geweldsituatie nooit verantwoordelijkheid zou hoeven te dragen. Ik kwam bij de intendance terecht, die regelt binnen het leger de bevoorrading en het transport. Daar stopten ze iedereen in waar ze weinig mee konden.’
De soldaten werden als eerste opgeroepen in de Oranje Nassaukazerne in Amsterdam. Daar was nauwelijks werk voor de mannen. ‘Je hing maar rond, wachten tot het vijf uur was. Toen ik hoorde dat ze iemand konden gebruiken op Fort bij Veldhuis, reageerde ik meteen. Het leek me ideaal, ik kon er op mijn brommertje heen vanuit Haarlem-Noord waar ik toen woonde.’
Achter het hek van Fort bij Veldhuis begon een nieuwe wereld. De baas was een oude KNIL-sergeant-majoor, Van Sprangen. ‘Hij mocht hier zijn laatste jaren vol maken en poetste eindeloos aan zijn oude, witte Ford. Goed vissen kon hij ook, op zijn hurken zat hij uren op zijn hurken. Wanneer er eindelijk een brasem langs kwam, spietste hij de vis.
‘Dan was er Evert, de schrijver of administrateur en Toon zuiderwaard, een voormalige boer uit Uitgeest die het magazijnwerk verrichte. Ik was het extra handje van Toon. We hebben later nog contact gehouden.’

Boerderij Veldhuis waar het fort naar is vernoemd

Fort bij Veldhuis was een opslagplaats. ‘Het lag helemaal vol spullen, vooral van de medische troepen en van de Nationale Reserve. Alle kamertjes in het fort stonden vol kisten met leren, materiaal, eten en nog veel meer. In een ander deel van het fort lagen wapens opgeslagen. En de geschutskoepels lagen stampvol munitie.
Het poederen van de laarzen was één van de taken van Toon en Frans. Volgens de instructies dienden de opgeslagen laarzen twee keer per jaar met talkpoeder worden bestrooid.  ‘Toon en ik liepen alle zalen langs, zochten waar de kisten met laarzen stonden, strooiden er talkpoeder over en dan gingen de kisten weer dicht.’
Af en toe kwamen er per envelop speciale instructies uit Den Haag. ‘Sommige waren compleet zot. Er kwam een bevel dat alle scheppen moesten worden voorzien van een rode punt, dan zou je preciezer kunnen zien waar je schepte. We zochten alle scheppen bij elkaar, afbijten, schuren, punt mooi rood schilderen. Daar waren we best een tijd mee bezig. Toen kwam er een nieuw bevel: de rode verf moest eraf. Alle scheppen moesten blank worden geschuurd.

Bemanning van het Fort bij Veldhuis tijdens WOIHet was allemaal even zinloos. We moesten bijvoorbeeld nakijken of de wapens nog goed waren ingevet. Flauwekul, ze dreven in het vet. Maar de majoor was van de ouderwetse soort, dus doen!
Om wat te doen te hebben, verzon ik soms werk. Ik schreef op wat in welke zalen lag, heb samen met Toon een moestuin aangelegd en geleerd hoe je schapen moest helpen met lammeren. Toon liet een stuk of veertig schapen grazen op het fort om het gras kort te houden. In het voorjaar hielp ik hem met de lammetjes eruit trekken. Arm in het sop en trekken maar.
Het was in feite verloren tijd, maar tien keer beter dan in Duitsland liggen.’

Andre Lemmers, van fort aan de Liede naar fort bij de Liebrug

4 maart 2016

Andre Lemmers woont in de loods van fort bij de Liebrug. Zijn opa was fortwachter op fort aan de Liede, aan de andere kant van de Haarlemmerstraatweg, achter de Zoete inval. Opa Lemmers was boer en afkomstig uit Woerden. Op zoek naar werk werd hij door de ministier van Oorlog in 1898 op fort aan de Liede gedetacheerd. Hij woonde in de fortwachterswoning. In tijden van nood moest hij in de gaten te houden of de vuurpijl werd afgestoken, dan moest hij de sluizen naar de Haarlemmermeer opengooien. Andre vertelt: ‘het verhaal gaat dat koningin Wilhelmina, die Defensie een warm hart toedroeg, nog bij oma in de fortwachterswoning op de thee is geweest. De Stelling van Amsterdam was het paradepaardje.’

Andre Lemmers fortwachterswoning ad Liede - kopieHet fort aan de Liede is één van de vier torenforten die werden aangelegd bij de drooglegging van de Haarlemmermeer. In 1846-1848 werd het fort gebouwd als onderdeel van de voorloper van de Stelling van Amsterdam: de Posten van Krayenhoff. Het fort diende als verdediging van de Ringvaart en de dijk van de Haarlemmermeerpolder en van de Spaarnwouderweg/Schipholweg. Het fort bij de Liebrug werd in 1899 voltooid en vormde samen met Penningsveer en aan de Liede de positie bij De Liede. Tussen de forten aan de Liede en Liebrug ligt een restant van een liniewal met daarin een nevenbatterij en scherfvrije onderkomens.

Opa had een groot gezin van 17 kinderen. Hij stierf in 1941, midden in de oorlog. ‘Mijn vader, P. Lemmers, was koopman en had een eigen bedrijf.’ Het bedrijf ‘Succes’ handelde in boter, kaas, eieren en levensmiddelen. Als één van de jongsten in het gezin kreeg hij naast zijn handel ook de zorg voor zijn moeder erbij en bleef in de fortwachterswoning wonen. ‘Om te overleven slachtte vader zelf koeien en sloeg het vlees op in een kuil. Hij had een Ausweis vanwege de levensmiddelen en was actief in het verzet, hij stal zelfs wapens van de Duitsers. Een keer werd hij opgepakt en fysiek mishandeld, daar kreeg hij mentaal een flinke knauw van.’

Andre Lemmers examen vader bewaker 1963 - kopieIn 1947 moet hij kiezen: of van de Stelling af of zijn handel opgeven. Zijn bedrijf mocht niet in de militaire zone blijven. Hij koos ervoor om te blijven wonen en ging bij Fokker werken. Bij Defensie volgde hij de opleiding tot fortwachter en verzorgde als onbezoldigd fortwachter het beheer voor de drie forten aan de Liede, Liebrug en Penningsveer. Als iemand op één van de forten moest zijn, moest hij zich eerst bij Lemmers melden, hij was beheerder en gastheer. Overal stonden hekken omheen.

Andre is geboren in de fortwachterswoning aan de Liede en heeft daar tot zijn zesde jaar gewoond. Een kleuterschool was er niet en soms ging hij samen met moeder in de Blauwe Tram naar Amsterdam. Het levensritme van de kinderen werd bepaald door de kerkklok. ‘Je had daar alle ruimte, het lag afgelegen en aan het water en we hadden een grote, zwarte hond. Vriendjes kwamen graag spelen. Bij de poort moesten ze het wachtwoord zeggen. In de winter deed de artillerie veldoefeningen rond het fort. De koude oorlog was een heftige tijd voor de stelling. Er heerste vooral angst voor gifgasaanvallen. ‘Bij één van de oefeningen is mijn autoped kapot gereden door een tank. Ik kreeg hem niet vergoed, maar mocht in plaats daarvan mee op een rupsvoertuig en de hendels bedienen. Het was daarbinnen een oorverdovend lawaai. Er liep wel vierhonderd man rond en om vijf uur werd reveille geblazen. Als kinderen mochten we mee-eten, we kregen een kwak smurrie in een metalen bakje en een sinaasappel erbij. Het smaakte heerlijk. De soldaten zochten zo dicht bij Schiphol ook naar vliegtuigen, daar mochten we gewoon bij zijn. Het ging om de verdediging, er heerste geen agressieve sfeer. De Stelling was er tenslotte voor bedoeld de bevolking gedurende zes maanden te beschermen.’

Rond 1960 werd het Rottepolderplein ingericht. De uitspanning De Zoete Inval werd verplaatst naar haar huidige plek naast fort aan de Liede. De fortgracht werd gedempt en daarop werd De Zoete Inval gebouwd met de speeltuin ernaast. ‘Dat was geweldig voor de kinderen.’

‘Wij hadden tien schapen,’ vertelt Andre, ‘en lieten ze als beheer grazen op de drie forten. Op Penningsveer was Geelhoed de fortwachter. ‘De forten waren toen nog zo kaal, dat je bovenop het fort met vlaggen contact met elkaar konden onderhouden.’

Tijdens de Tweede Wereldoorlog is fort aan de Liede verwoest. Later werd de fortwachterswoning gesloopt en moest het gezin Lemmers verhuizen. De fortwachterswoning bij de Liebrug was niet geschikt voor het gezin van tien kinderen en stond bovendien was de grond te slap. Ook deze woning werd gesloopt. Defensie maakte de loods bij de Liebrug gereed als woning voor het gezin en vader ging daarvandaan als beheerder verder. Van 1946 tot 1948 was het fort in gebruik geweest als Militair Magazijn van Levensmiddelen en verzorgede leveringen van niet-dagverse voedingsmiddelen aan de troepen in Noord-Holland. ‘We hadden een diensttelefoon en onderhielden een lijntje met de Ripperdakazerne en de Oude Horn. Ik ben wel eens met mijn vader op de legervrachtwagen naar Oirschot geweest om levensmiddelen af te geven. Dat was een dagje uit.’

Fort aan de Liebrug 1969 - kopieIn 1963 behaalde vader Lemmers zijn diploma als bewaker. De handleiding die hij moest toepassen, was vooral bedoeld om Duitse spionage te voorkomen.

In de tijd dat Andre bij het fort kwam wonen, was Brink’s-Gerlach er gevestigd met haar geldtransporten. ‘Toen we van het ‘oude’ naar het ‘nieuwe fort’ verhuisden, voelden we ons opgesloten. Daar mocht alles en hier kon iedereen je zien. In 1988, vader is inmiddels overleden en moeder woonde alleen in de loods, nam Andre het beheer over. Tegenwoordig wordt het fort in losse units verhuurd door het Recreatieschap.

Speenhoff op fort ‘Boon’

Muzikant Koos Speenhoff schreef in 1914 verhalen in De Telegraaf over de bezoeken die hij samen met zijn vrouw aan de forten van de Stelling en de Waterlinie bracht

Per vrachtauto werd ik vanochtend met een tramvaartje naar een zeer bijzonder fort gevoerd. Niet om te zingen, maar om te kijken. In mijn voorgaande brief schreef ik u war de pot van den soldaat gedeeltelijk wordt voorbereid. Nu werd ik in de gelegenheid gesteld gewaar te worden wat er gebeurd met het hoofdvoedsel van ons leger: ‘De boon’. Het fort waar we heenreden was een reusachtig groot en sterk pakhuis en de bezetting bestond uit tien mannen en een honderdtal vrouwen, de koffiepiksters waar ik al over sprak. Nu zag ik ze n hare ware omgeving. Ik werd welwillend ontvangen door den commandant, een gewoon soldaat die in vredestijd chef van het bedrijf is.

speenhoffenvrouwAlles wat in de wereld boon is, heeft hij al door zijn vingers laten rollen. Hij voerde mij rond langs trappen en zolders tot in den nok van het dak, waar ik in een helder verlicht lokaal terecht kwam. Daar, soldaten van Holland, zijn honderden vingers bezig jullie koffie-, bruine- en witte boonen en jullie grauwe erwten te lezen en te reinigen. Denk eraan als je snert of raasdonders eet dat vele echte meiden de rommel er uitgezocht hebben.

Alle boonen, behalve de blauwe, worden in die vesting bewerkt. Al wat piksel en dus niet deugend is, wordt daar verwijderd. Aan lange tafels zitten ze te zoeken. Ze babbelen niet, maar zingen, dat geeft geen tijdverlies. Ik hoorde eenige merkwaardige soldatenliedjes, die door allen tweestemmig werden gezongen. Eigenlijk was het meer neuriën. Een lied heette:

GEVLOEKT ZIJ DE OORLOG of De schrijd tusschen Duischland en België

Een felle strijd is weer bereid,
Tusschen Europeesche staten,
In ieder land vindt het een schand,
Oorlog ja zal men steeds haten.
Volkeren gaan elkaar vermoorden,
Onschuldig bloed roept in accoorden:

Refrein
Waarom is er geen vrede,
Moet er steeds oorlog zijn,
Daar wordt zooveel geleden
Op het slagveld ziet men bitter lijn.
Vaders van huisgezinnen
Trekken ten strijde heen.
Vrouwen en kideren treuren thuis.
O oorlog, o schrikwekkend kruis.

DE SLAG BIJ LUIK

Een wreede slag ziet men bij dag,
Bij honderden ziet men ze vallen,
Hun brekend oog gericht omhoog,
Hoort hoe de kanonnen knallen.
En ver van huis, van maagd en vriend,
Van vader, moeder, vrouw en kind.

Refrein

SLACHTOFFERS VAN DEN OORLOG

Geen mannen meer, wat een oneer.
Ziet gij die jeugdige knapen,
Van moeders haard wreed weggeschaard
Hanteeren het bloedige wapen.
Hun jeugdig bloed ziet men thans vloeien,
Uit breede wod den grond besproeien.

Refrein

DE TRANEN VAN DE OUDERS DER SLACHTOFFERS

Daar in de schuur bij ‘t knappend vuur,
Zitten twee grijsaards te droomen,
Hun eenigst kind, door hen bemind,
Moest onder de wapens komen.
Op zekeren dag, hun leed was groot,Hun eenigst kind, hun zoon was dood.

Refrein

DE BELOONING VAN DEN MOED DER SOLDAAT

Ziet gij dien man zoo goed hij kan,
Strompelend gaan op twee krukken,
Hij was een held op het slagveld,
Schoot men zijn beenen aan stukken.
En voor zijn moed prijkt op zijn borst
Het ‘Moed, Beleid’ voor Land en Vorst.

Refrein

Het is een bijzonder slag vrouwen, die ‘meiden’ zooals ze zich noemen. Sterk, veerkrachtig en trotsch. Ze keken geen oogenblik op, maar zongen weemoedig en welluidend zochten ze de slechte boonen uit de goede voor hun jongens. Naderhand, als de oorlog is afgeloopen, zullen de namen van vele mannen en vrouwen bekend gemaakt worden die in stilte reusachtige diensten bewezen, maar nu om bijzondere redenen niet genoemd kunnen worden.

speenhoffschetsToen ik alles had gezien in het fort ‘Boon’, reden we per vrachtauto terug en behoorden bij een lading koffieboonen die naar het front moesten. Ik duizelde van de cijfers en getallen die de voorraden uitdrukken, daar opgestapeld.

’s Middags vertrokken we naar een ander fort, nu om dienst te doen. Op de tram ontmoette ik een bijna vergeten kennis die niet over den oorlogspak, maar over het warme weer. Ik keek hem aandachtig aan om te zien of hij gezond van hersens was en bemerkte dat de heele boel hem onverschillig was. Hij sprak nog als vóór 1 Augustus 1914, over fuiverijtjes en ontmoetingen die toen merkwaardigheden waren, maar nu belachlijk klein leken. Dan man was als een geest of als een wederopgestane doode. Hij keek naar een bepakte landweerman alsof het een carnavalganger was. Toen ik opzettelijk over het onderwerp van den dag sprak, antwoordde hij op mijn vraag: ‘Het staat er beroerd voor, he?’met ‘Ja, wat zeg je ervan?’ als iemand die om een vlammetje vraagt.

Zoolang we er op gesteld zijn dat onze buurman onze zuur gekweekte rente niet opstrijkt, de moeder onze kinderen niet wederrechtelijk annexeert of onze inmaak niet grijnslachen in den vorm van gestampten pot nuttigt, zoolang zullen er soldaten zijn. Wie meent, dat de vrede met een praatje te bewaren is, vergiste zich van 1 Augustus tot 10 October 1914. Vrede kan alleen op ons hemellichaam bestaan als de korst ervan zoo koud is geworden, dat het menschdom er niet meer op kan voortwoekeren. Zoolang er echter nog hier en daar clubjes van zes en tien rondwandelen, kan er van vrede geen sprake zijn. Er heerscht in onze inborsten zelden vrede, hoe kan die dan tusschen twee vreemde borsten bestaan.

Deze gedachten overrompelden me toen ik in den trein naar de gesprekken van twee deskundigen zat te luisteren. De een wist alles en de ander alles beter. Ze spraken met elkander, maar overdachten hunne woorden niet.
‘Als ik baas was, zou ik wel weten wat ik met die gemeene zeemijnen deed. Als ik met een oorlogsschip uitvoer, liet ik een buitgemaakte koopvaardijboot met gevangenen bemand ‘voorgaan’.’
‘De Germanen vechten tegen de Germanen.’
‘Vlaanderen wordt Vlaanderen.’
De rest van hunne voorspellingen waren niet netjes.

Ondernemer Kruk, fort bij Velsen

Het fort dat al half gesloopt is

Gerrit Kruk (1-8-1913, 20-5-1995) werd na de Tweede Wereldoorlog groot met de sloop van voornamelijk Duitse bunkers. Het werken met explosieven was zijn specialiteit. Op 21 april werd hij goedgekeurd voor de militieplicht met als voorkeur de Zeemacht en de Kustartillerie. Hij werd op 16 februari 1933 ingelijfd bij de Schoolcompagnie Pontonniers en ging op 29 juli 1933 met groot verlof. In 1939 werd hij ontslagen ‘wegens gebreken’.

Toen het fort bij Velsen door Domeinen te koop werd aangeboden en overheden geen interesse hadden, kocht hij het fort in 1980 met de bedoeling er een jachthaven voor zeezeilschepen van te maken. Vanwege dit voornemen liet de provincie Noord-Holland een onderzoek doen naar de landschappelijke en historische waarden van de Stelling van Amsterdam.

00 Luchtfoto's_-_Velsen_-_20240244_-_RCE - kopie kleinGedeputeerden Alma (cultuur) en Van Gelder (natuur) gaven in 1982 deze opdracht aan ambtenaar Rob Schimmel. Hij publiceerde over het onderzoek in Studiebericht 17 in 1986: De cultuurhistorische betekenis van forten. In 1988 leidde deze publicatie tot het boek ‘Stelling van Amsterdam, vestingwerken rond de hoofdstad 1880-1920.

Rob Schimmel verzorgt sinds de publicaties als particulier rondleidingen en excursies. Tevens was hij met fortwachter Jan Prijs initiator voor rondleidingen op het fort bij Spijkerboor en hij publiceerde de eerste fietsroute langs de gehele stelling.

Doordat de provincie Noord-Holland geen vergunning voor de jachthaven verleende, kon Kruk zijn plannen niet realiseren. In 1983 heeft hij het hoofdgebouw en de poterne van het fort door zijn eigen bedrijf laten slopen. Het fort had nog geen monumentenstatus en de gemeente Beverwijk had al een sloopvergunning afgegeven. Hierdoor was het fort niet meer compleet, maar begonnen wel de overheden de waarde van de Stelling van Amsterdam als militair erfgoed te beseffen.

Fort bij Velsen 27 zw.w. en hier staat het koepelkanon gereed om afgevoerd te worden 1980 - kopie klein

Gerrit Kruk overleed in 1995 en is begraven op de Algemene Begraafplaats Beverwijk. De dochterondernemingen van G. Kruk Holding B.V. zijn in 2009 failliet verklaard, alle ondernemingen waren volgens het handelsregister op het adres van het fort gevestigd. Het eigendom van het fortterrein is overgegaan op zijn drie dochters. Het terrein wordt niet onderhouden en is niet toegankelijk voor buitenstaanders.

Herinneringen aan het fort bij Penningsveer 1943 – 1978

Het verhaal van Niek Molenaar, omwonende

Op het moment dat het fort bij Penningsveer in 1918 werd opgeleverd, liep de Eerste Wereldoorlog bijna ten einde. Het gevolg was, dat het fort vele jaren leeg heeft gestaan. In de loop van 1943 nam het Duitse leger zijn intrek in het fort. Het fort diende als huisvesting voor de ‘Herman Göring-troepen’. De meeste soldaten waren al naar het Oostfront, onder andere in Rusland, geweest en er heerste een ijzeren discipline. Dagelijks marcheerde de soldaten op het exercitieterrein, dat nu het parkeerterrein is.

Manouevres van de Artillerie rond de Stelling van Amsterdam, 1912

Manoeuvres van de Artillerie op de Stelling, 1912

In 1944 kwamen ook de ‘Waffen SS troepen’. Zij werden gelegerd in de stallen van Buijs aan de Lagedijk 1 en in de Franciscusschool in Penningsveer. Deze militairen waren jong, soms pas 16 jaar, en ze waren zeer agressief. Veel paarden van het Duitse leger stonden in een grote gele loods aan de forttocht langs de Liedeweg. Deze loods is later gesloopt.

De Duitsers brachten Russische krijgsgevangenen naar het fort. Zij moesten loopgraven graven en mitrailleursnesten bouwen aan de Lagedijk en de Liedeweg. Om het schootsveld te vergroten, lieten de Duitsers woningen slopen in de omgeving van het fort Aan de Liede. De krijgsgevangenen legden een bovengrondse telefoonbedrading tussen palen aan vanaf het fort bij Penningsveer naar het fort Benoorden Spaarndam. Ze moesten tevens drie uitkijktorens bouwen. Eén toren stond bij de eerste brug naar Penningsveer, de tweede op het bielzenterrein van Molenaar en de derde aan het einde van de forttocht langs de Liedeweg, deze had zicht op de Liede.

De winter 1944-1945 bracht veel ellende en honger. Er was geen treinverkeer en de Veerpolder stond onder water. Hierop kon in januari volop worden geschaatst. Alle elektriciteit was afgesloten, de verlichting kwam van kaarsen, petroleum- en carbidlampen, uiteraard zo lang de voorraad strekte.

De Duitsers waren op rooftocht in Nederland. De twee lokalen helemaal rechts in het fort waren tot het plafond gevuld met fietsen, banden en bouwgereedschappen. Vermoedelijk lagen er ook verschillende tijdbommen. Een van mijn zussen haalde een drijvend exemplaar uit de fortgracht en bracht hem naar een Duitse arts, die gelegerd was in een slaapkamer van de woning Penningsveer 3. Hij heeft de tijdklok stilgezet en het apparaat vernietigd.

Penningsveer02In maart of april 1945 vond er een voedseldropping plaats aan de Lagedijk, op de landerijen achter de woningen 2, 3 en 6. Grote blikken biscuits, kleine blikken corned beef en brood vielen uit de lucht. Daarna kwam geleidelijk het Zweeds wittebrood op de markt. Dit was alleen verkrijgbaar in Halfweg, een paar kilometer verderop. Lange rijen mensen wachtten in de Dubbele Buurt bij kruidenier Kuijper.

Eindelijk werd het 5 mei; een massale intocht van de bevrijders langs de Amsterdamse Vaart vanuit Amsterdam naar Haarlem. Langs de vaart was geen boom meer te bekennen, ze waren allemaal verdwenen in de potkachels. Er heerste een heftige spanning op het fort. Op 6 mei kwam de eerste Canadese jeep met vier bemanningsleden. Bij de poort trakteerden ze de kinderen op chocolade en kleurpotloden, de ouderen kregen sigaretten van het merk Player.

De Duitse wachters moesten terstond hun wapens inleveren en vervolgens naar de fortbrug marcheren. De vier Canadese bevrijders lieten alle Duitse soldaten hun geweren op de ijzeren leuning van de brug doormidden breken en daarna in het water deponeren. Kleinere wapens namen de Canadezen mee in hun jeep. Enkele dagen later liepen de Duitse manschappen met hun paarden terug naar hun Heimat.

Kort na de Tweede Wereldoorlog kreeg het fort bij Penningsveer een nieuwe bestemming. Na de bevrijding werden veel foute Nederlanders opgepakt, kaalgeschoren en ondergebracht in het fort. Ze werden opgesloten en bewaakt vanuit de drie wachttorens rond het fort. Ondanks deze bewaking heeft er een spectaculaire ontsnapping plaatsgevonden. Met een roeiboot ontsnapte een groepje midden in de nacht over de Liede en over het land de Veerpolder in. Daarna was caféhouder Slot uit de Spaarnwouderstraat in Haarlem spoorloos verdwenen. Alle gedetineerden zijn door de rechtbank veroordeeld of na detentie vrijgelaten.

Werkgroepen van gedetineerden moesten onder bewaking de mitrailleursnesten egaliseren, sloten uitdiepen en de bovengrondse telefoonlijnen demonteren. Deze werkzaamheden waren in 1950 gereed, waarna het fort weer leeg kwam te staan.

Tijdens de detentieperiode is de porterne gebruikt als kerkruimte. In deze periode zijn de muurschilderingen aangebracht. De paters Van Dijk en Van der Poel assisteerden en vonden hun domicilie in de pastorie van Haarlemmerliede. Zij waren van de orde Karmelieten uit het klooster in Aalsmeer. De familie Molenaar zorgde voor de misdienaars.

Na 1950 is het fort jarenlang gebruikt als munitiedepot en werden er drie loodsen bij gebouwd. Ook werden er veel koperen blokken opgeslagen, die werden gebruikt voor de vervaardiging van munitie. Het regiment Van Heutz uit Amsterdam zorgde voor de bewaking: zes keer per dag, zeven dagen in de week kwam er een patrouille langs om het terrein te inspecteren.

Halverwege de jaren zeventig kwam het fort weer leeg te staan en heeft de kledinginzameling de ‘Zak van Max’ het gebruikt als opslagplaats. De grote stimulator achter deze actie was humorist Max Tailleur. In het fort sorteerden ze de kleding en verkochten het door. De opbrengst ging naar het Reumafonds.

* * * * *